Pensioenen worden persoonlijker en transparanter.
Er worden in de meeste pensioenfondsen tot op heden voor werknemers gemiddelde premies betaald voor garantiepensioenen. Garanties die golden voor zover er voldoende geld in kas was. Voor een jongere medewerker werd door de gemiddelde premie eigenlijk teveel premie betaald en voor een oudere werknemer te weinig. Mensen wisselen vaker van baan en bij uitdiensttreding kreeg je dan als jongere medewerker te weinig pensioen mee voor de te hoge premie die was betaald. Afschaffing van de gemiddelde premie zorgt voor eerlijkere toedeling bij wisselingen van werkgever. En zorgt er bijvoorbeeld ook voor dat ook jonge ZZP’ers niet teveel gaan betalen en opgenomen kunnen worden in pensioenfondsregelingen. Een wens van de overheid.
Bij de nieuwe regeling is de ingelegde premie het vertrekpunt en niet meer het pensioenbedrag. Voor jong en oud wordt dezelfde premie ingelegd. Met die premie wordt voor iedereen een eigen pot met geld gevuld waarmee wordt belegd en waaruit het pensioen wordt betaald. Bij uitdiensttreding krijg je die pot helemaal mee. Door de meer individuele potten stijgen in goede jaren de pensioenen sneller mee, maar in slechte jaren gaat het wel ook sneller achteruit. Afhankelijk van de vorm van de nieuwe pensioenregeling kunnen er soms veiligheidsmechanismen worden ingebouwd zoals bijvoorbeeld een solidariteitsreserve om verlagingen in slechte jaren enigszins te beperken.
Per saldo is de verwachting niet dat het nieuwe systeem ervoor gaat zorgen dat er in Nederland in totaal meer of minder pensioen wordt opgebouwd. Wel ontstaat er een andere, meer transparante, verdeling tussen jong en oud. De pensioenfondsdeelnemers zijn daarbij ook voor een deel af van de invloed van de actuele stand van de rekenrente, die er bijvoorbeeld lange tijd voor zorgde dat ondanks goede beleggingsresultaten fondsen niet in staat waren om opgebouwde pensioenen te indexeren. De rekenrente blijft overigens wel van invloed op de uiteindelijke pensioenuitkering voor de deelnemer die met pensioen gaat.
Partnerpensioen (wat de partner van de werknemer krijgt bij overlijden van de werknemer)
Standaardisatie. Het partnerpensioen moet duidelijker worden voor iedereen. Dat is een doel van de nieuwe wet. Verschillen in pensioenregelingen welke soort partner wel voldeed en welke niet waren onduidelijk. Dit wordt gestandaardiseerd. In het kort worden partners volgens de nieuwe wet, echtgenoten, geregistreerd partners en de meerderjarige personen, niet bloedverwanten tot een zekere graad en ook niet stief/pleegkinderen, die met elkaar samenwonen en een samenlevingscontract of een samenlevingsverklaring hebben getekend. Er is maar één partner mogelijk. De hoogte van het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum wordt maximaal 50% van het laatste pensioengevende loon. Op risicobasis verzekerd. Dit laatste betekent dat als je uit dienst gaat de dekking, na 3 maanden, in principe ook vervalt (in een WW of ZW periode kan een tijdelijke langere voortzetting van toepassing zijn).
Bedrag ineens van 10% van de pensioenpot
Officieel geen onderdeel van deze wet maar ook een relevante wijziging is de aanstaande mogelijkheid om per 01-01-2024 (nog niet definitief) de mogelijkheid te hebben om op pensioeningangsdatum 10% van het pensioenbedrag ineens te ontvangen. Natuurlijk ook wel gewoon belasting betalen over het bedrag maar dan heb je dus de mogelijkheid bij aanvang meer te ontvangen. Dit gaat ten kosten van de levenslange pensioenuitkering. Over dit bedrag kan je soms meer belasting moeten betalen en ook kan het gevolgen hebben voor toeslagen. Niet zomaar aanvragen dus en jezelf goed laten informeren (en adviseren).
Nog geen wet, maar verwachting is dat hij er komt.
De wet ligt nu bij de eerste kamer. Vermoedelijke datum van ingang nog steeds 1 juli 2023. Het is ook nog niet duidelijk en per fonds verschillend of opgebouwde pensioenen zullen worden omgezet naar de nieuwe regeling (ingevaren).